Hardlopen en sporten waarbij men moet rennen, worden veelvuldig shin splints gezien. De belangrijkste oorzaak is het repeterend belasten onder impact van het onderbeen. Shin splints bij hardlopers worden vooral gekenmerkt aan de voor-binnenzijde of mediale zijde van het onderbeen. De impact reduceren is een belangrijk advies, dit kan bijvoorbeeld door het verkleinen van de paslengte of het verhogen van de stapfrequentie tijdens hardlopen, waardoor de impact direct naar beneden gaat en de schenen minder snel geïrriteerd raken. Krachttraining voor je benen behoort daarnaast ook tot de mogelijkheden, omdat dan het been weer sterker wordt.
Bij de repeterende hoge impact wordt het bot van het scheenbeen belast door het lichtelijk buigen van dit bot tijdens de landing. Ook de fascia wordt veelvuldig belast en wij denken dat het grootste deel van de klacht die ontstaat bij shin splints verklaart wordt uit verklevingen of vergroeiingen van littekenweefsel in deze fascia. De fascia bevat bovendien een rijke innervatie aan nocisensoren (pijnsensoren) Bovendien is het scheenbeenbot vaak bij beeldvormend onderzoek zoals CT of MRI bijna nooit zichtbaar beschadigd (zelfs niet als de scheenbeenklachten op zijn ergst zijn) waardoor ons argument om shin splints als mogelijk fasciopathie aan te wijzen, versterkt wordt. Dit is uiteraard anders bij stressfracturen, waarbij het bot zichtbaar gescheurd is.
Indien het bot beschadigd is zoals bijvoorbeeld bij stressfracturen het geval is, dan moet er vaak een fors te hoge belasting aan vooraf zijn gegaan, zoals bij het hardlopen van 30 km of meer per week gedurende een langere periode. Stress fracturen komen vaker voor bij langdurige belasting dan bij explosieve, korte belasting. Stressfracturen komen bovendien vaker voor bij mensen met een te laag BMI dan bij mensen met een te hoog BMI. Waarschijnlijk door een zwakke botmineraaldichtheid die weer een gevolg is van een laag lichaamsgewicht.